
Spreekwoorden: (1914)
Op zijn (of den) poot spelend.w.z. driftig worden, uitvaren, razen; oostfri. up sîn pôt spölen; eene in Noord- en Zuid-Nederland algemeen bekende uitdrukking; zie Harreb. II, 194; Nkr. II, 15 Maart, p. 3; 22 Maart, p. 4; 29 April, p. 6; III, 19 Dec., p. 4; VII, 29 Maart, p. 4; Ppl. ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Op zijn (of den) poot spelend.w.z. driftig worden, uitvaren, razen; oostfri. up sîn pôt spölen; eene in Noord- en Zuid-Nederland algemeen bekende uitdrukking; zie Harreb. II, 194; Nkr. II, 15 Maart, p. 3; 22 Maart, p. 4; 29 April, p. 6; III, 19 Dec., p. 4; VII, 29 Maart, p. 4; Ppl. ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.